Afwachtend wachten
allemaal hersenspinsels
Is dat zo? Is mijn overgave het enige wat ik te bieden heb? Zucht. Natuurlijk is dat flauwekul. Ik weet: ik ben heel aantrekkelijk. Voor mannen. En voor vrouwen. Mijn lijf is ‘volmaakt’. Geen vertrolletjes, mooie billen en borsten. Lange haren, een lief gezicht. Maar dat is niet mijn ‘handelsmerk’. Dat is mijn ‘toegankelijke verlegenheid’. Ik kijk mannen èn vrouwen die mij benaderen open aan. Ik kijk graag in hun ogen om mijn ogen daarna subtiel neer te slaan. Mijn houding is dan afwachtend. Soms bloos ik een beetje. En ik ben vooral heel aanraakbaar. Het is alsof ik mijn lijf aan degene die me bekijkt aanbied. Een kleine beweging van hem, een kleine aanwijzing doet me al gehoorzamen. Ik vind het dan ook heerlijk om een subtiel kniksje te maken. Heel even door mijn knieën te gaan en met rok ietsjes op te tillen. Om dan, als ik die aandacht voel bij hem naar zijn kruis te kijken. Vol verlangen. En meer dan eens wordt dat beantwoord door een kort knikje. Liefdevol, of juist streng. Maar altijd voldoende voor mij om neer te knielen, voor hem. Waarbij ik weer uitkom bij wat mij maakt wie ik ben: een subje, een slavin. Van hem. Hij die me uitgeleend heeft. Aan hem die nu met me speelde. En die me daarna verlaten heeft. Om daarna weer opnieuw bezit van mij te nemen. Of te straffen. Eén van tweeën, dat weet ik zeker. Bij de spiegel. Dat is waarom die zich daar bevind, achter het bed. Voor mij nu om daar voor plaatst te nemen. Maar eerst mijn slaapmasker weer af. Ik ga voorzichtig staan. Dat gaat best moeizaam. Ik heb te lang in deze houding moeten knielen. Mijn rok valt weer terug als ik eindelijk rechtop sta. Even strekken, daarna weer vooroverbuigen om de blinddoek op te pakken die ik zo dadelijk weer nodig heb, als ik voor de spiegel plaats genomen heb. Voorzichtig schuifel ik er naar toe. Eerst uitproberen hoe ver ik van de spiegel af kan staan. Immers, ik moet me voorover buigen om me aan hem aan te bieden. Om daarna door hem gestraft te worden. Want dat gaat gebeuren, zeker weten. En ik heb ook zo’n vermoeden hoe. Met de cane. Alleen hoeveel slagen ik ga krijgen, en hoe hard hij me zal raken... ik ril even als ik daar aan denk. Afwachten dus. Met de blinddoek in mijn hand probeer ik het uit. De spiegel hangt niet aan de muur, zie ik. Hij is bevestigd op een soort doos die kleiner is als de spiegel. Dat maakt dat ik me prima aan de rand van de spiegel vast kan houden. Ik weet dat hij wil dat ik mijn billen uitnodigend aan hem presenteer. En niet te vergeten: dat ik toegankelijk voor hem ben. Dus moet ik in spreidstand gaan staan. Uitproberen dus. De blinddoek schuif ik op mijn voorhoofd zodat ik mijn handen vrij heb. Een stapje naar achteren, de spiegel met beide handen vastpakken en daarna mijn kontje naar achteren. Hmm, zo blijft mijn rok niet op mijn rug liggen. Is dat belangrijk? Zeker. Als ik inderdaad een caning van hem krijg, mag dat niet gebeuren. Als ik op hem wacht natuurlijk wel, want hij moet me opnieuw ontbloten. Moet je met horen: ‘moet’... Hij moet natuurlijk niks. Ik mag alleen maar hopen dat hij dat doet. Maar ik wil me nu wel zo aan hem presenteren. En het mag me niet overkomen dat na elke slag mijn rok terugvalt. Ik wil dat hij het tempo van zijn slagen bepaalt. Ongehinderd. Als ik blijf schreeuwen, en ik twijfel er niet aan dat dat gaat gebeuren, dat doet het altijd als ik een caning krijg, dan moet hij gewoon door kunnen gaan. Mijn reflexen zal ik niet onder controle krijgen maar ik weet dat ik niet ga loslaten en niet van mijn plaats zal komen. Weet ik dat? Dat eerste wel, maar dat tweede? Misschien mijn evenwicht verliezen. Gaan kronkelen, dat zeker. Maar als ik me kan blijven vasthouden, kan ik ook blijven staan. Zeker weten. Zo, dat is een hele geruststelling... Oeps, dat betekent ook dat ik zelf in positie moet blijven. Dat gaat niet gemakkelijk worden. Ik weet dat ik de neiging zal krijgen om ineen te krimpen. In dit geval dus door mijn knieën te gaan. Dat moet ik dus echt zien te voorkomen. Daarom maar een stapje dichterbij de spiegel, dan sta ik stabieler. Zo is het goed, concludeer ik, terwijl ik me in de spiegel aankijk. Zo dichtbij. Zo heel erg dichtbij. Ik zie alles. Mijn rode ogen van het huilen, de blos op mijn wangen. Maar ook de hunkering naar wat komen gaat. Tsja, hunkering. Ik zucht inwendig. Want nu moet ik toch echt mijn blinddoek weer om. Stel je voor dat hij nu al binnen komt. En mij zonder ziet. Ik ga nog liever dood. Ja, ik ben een echte drama queen. In mijn hoofd tenminste. Soms zou ik willen dat ik niet zoveel denk. Niet zo in mijn hoofd zit. Maar ja, dat ben ik, ten voeten uit. Ik zucht nogmaals. Nu echt. Want ik weet dat mijn man, mijn geliefde, mijn meester juist daarom zo van mij houdt. En ik van hem. Omdat ik zijn mag wie ik ben. Onderdanig. Toegankelijk en ... verlegen. Oeps. Moet ik dan me aanbieden met mijn billen bloot? Want mijn rok ligt nog steeds mooi stabiel op mijn rug. Nee, natuurlijk. Het is aan hem om die te ontbloten. Maar hoe dan? Gekkie, ik moet immers toch rechtop gaan staan, want ik heb mijn blinddoek nog niet om. Dan valt die vanzelf naar beneden. Want het is nu echt tijd. Goed onthouden hoe ik sta. Voorzichtig omhoog en rechtop. Blinddoek voor. Pfoe, dat voelt heftig. Veel meer dan zo net. Komt het door het zo te moeten staan? Denk ik. Want ik moet ook weer terug, naar mijn houding van onderdanigheid. En overgave. Aftastend bewegen mijn handen naar de rand van de spiegel. Gelukkig kan ik wel gewoon blijven staan, dat scheelt. Ik denk dat ik zo weer net zo sta als daarnet. Maar weten doe ik dat natuurlijk niet. Ik beweeg een beetje naar voren en achteren. Doe als of ik geslagen word en het uitschreeuw van de pijn. Nee joh, niet echt, maar in stilte. Voelt goed. Nu rest me slechts het wachten. En dat wachten omarm ik nu. Ik kom tot rust. Laat het indalen hoe ik hier zo sta. Voor hem. Als hij binnenkomt zal hij me zien. In tweevoud. Klaar voor hem. Klaar om gestraft te worden. Zal ik echt met de cane krijgen? Of zal hij me op een andere manier straffen? Of zal hij me gewoon bruut nemen. Het is net alsof ik nu met zijn ogen kijk zodra hij binnenkomt. Naar mij. Klaar voor hem. Zal hij stijf worden zodra hij mij ziet? Ziet hoe ik me aan hem aanbied. Welke lust zal ik bij hem opwekken? Pure geilheid? Of de agressie om me te gaan straffen? Me te willen laten schreeuwen van de pijn? Oh ja, die billen die ik hem nu aanbied. Die zal hij willen geselen. Hij wil me laten schreeuwen, huilen, om genade smeken. Dat is waarvoor ik daar sta. Wil ik dat? Oh ja, dat wil ik. Het wachten begint. Nou ja, al dat denken en voelen was ook wachten. Maar nu ik mijn positie heb gevonden en dan -eindelijk- tot rust gekomen ben, is het wachten het enige wat overblijft. En zo comfortabel is mijn houding niet. Ik merk dat ik wat moet blijven bewegen om kramp te voorkomen. Maar ik wil dat ook: wachten. Voelen dat ik wacht. In verwachting. Grapje. Nee niet doen, dit is geen grap. Wachten moet je voor wat komen gaat. Overgave. Straf. Pijn. Huilen. Schreeuwen. Goedzo. Daaraan denken is goed. Gelatenheid. Dat is ook goed. Luisteren. Maar mijn eigen ademhaling. Naar de stilte. Ja, het is stil, hier, op deze zolderkamer. Geen geluiden van buiten. Geen vogels. Geen verkeer. Alleen maar stilte.
woede, ijdelheid, jaloezie, onmatigheid, luiheid, hebzucht en ...
|
|