Gepost op vrijdag 14 juni 2013 - 12:24 pm: |
|
|
candycrush en andere belangrijke zaken
Felgekleurde snoepjes spatten luidruchtig kapot op mijn scherm. Ik heb nog maar drie zetten en het ziet er naar uit dat ik het level weer niet ga halen. Ik klap mijn laptop hard dicht. Het is donderdag. Ik heb nog vier dagen – als ik het weekend mee tel en negeer dat deze eerste dag al half is vercandycrushed. Het is mijn grootste schrijfopdracht ooit en ik heb nog nauwelijks iets op papier. In mijn hoofd vormt het zich, probeer ik mezelf gerust te stellen. Maar ik ben met elke minuut dat de deadline dichterbij komt me toch ook heel bewust dat het vertalen van gedachten naar echte letters en zinnen een enorme klus gaat zijn. Een klus die ik steeds voor me heb uitgeschoven. Ik ken mezelf. Ik heb een deadline nodig. Pas wanneer de druk van de deadline zich onafgebroken in mijn lichaam nestelt en de onrust me ’s nachts zwetend wekt, dán ga ik ervoor zitten en vloeit het uit mijn vingers. Ik ken mezelf. En deze eigenschap vervloek ik. Eerst nog maar eens een koffietje. Dat helpt focussen. Mijn telefoon piept: meneer Z. [Hoe ver ben je?] Mijn duim draait zachte rondjes op het schermpje. Wat moet ik hier nou op antwoorden. We hebben ooit afgesproken dat hij zich niet bemoeit met mijn werk. Dat deel van mijn leven is van mij en heb ik prima in de hand. Meestal. Hij kent mijn voorkeur voor werken op de deadline en het staat in groot contrast tot de manier waarop hij zijn zaken aanpakt. We hebben er wel eens discussies over maar die heb ik tot nu toe glansrijk gewonnen door hem te verzekeren dat mijn opdrachtgevers helemaal niets merken van mijn gedraal en ik alleen mezelf daar maar mee dwars zit. Hij vindt er ongetwijfeld het zijne van, maar weet zijn irritatie voor zich te houden. -[nog niet zo ver vrees ik] tik ik terug. [Dus je bent nu hard aan het werk, neem ik aan?] Nou nee, meneer Z. Ik zit in de zon met koffie. Na te denken. Over mijn schrijfproject, sure. Maar eerlijk gezegd ook over welk restaurantje ik ga reserveren voor mijn lunchafspraak morgen met een vriendinnetje. En dat ik zo even croissantjes ga halen omdat ik nog niet heb ontbeten. En dat ze misschien wel aardbeien hebben bij de groenteman, ondanks dat het nog geen zomer is. En of de verfilming van ‘Boven is het stil’ al draait in het filmhuis. Dat soort dingen. Zucht. -[Ik houd even pauze in de zon met koffie] Het lijkt me een mooie samenvatting van de situatie. [Pauze waarvan?] Ja zeg. Daar ga ik niet op antwoorden. Wat een suggestief zinnetje. Ik start mijn laptop op om te zoeken naar een lekker plekje voor de lunch morgen. Mijn telefoon piept weer. [Weet dat ik je graag help focussen. Je hoeft het alleen maar aan te geven.] Ik klik mijn iPhone op slot. Echt niet. Ik had die prosecco misschien niet moeten nemen. Al paste het prima bij mijn salade en bij de feestelijkheid van de eerste keer lunchen op het terras dit jaar. We verklaarden een lange hete zomer voor geopend en maakten plannen voor een weekendje Barcelona in september. Mijn vriendinnetje had nog een afspraak dus we hebben het niet laat gemaakt. Kwam mij ook wel goed uit, want mijn vrijdagochtend is grotendeels opgegaan aan mail beantwoorden, bellen, katknuffelen - en vooruit nog een spelletje candycrush. En zo zit ik dan weer achter mijn laptop. De letters op mijn scherm willen geen logische zinnen vormen. Wat een drama. Heb ik het ooit zo erg gehad? Ik kan het me oprecht niet herinneren. Het is vier uur. Nog twee dagen. En een avond. En misschien twee nachten, mocht het allemaal heel penibel worden. Ik schuif mijn telefoon aan en zoek hem op. Twijfel, maar tik het dan snel in, voor ik me bedenk. -[Ik kan misschien toch wel wat hulp gebruiken.] Het duurt best lang voordat ik zie dat hij online komt. Hij zat misschien ook wel op een zonnig terras, wie zal het zeggen. Hij heeft tijd nodig om een antwoord te formuleren. Mijn hulpvraag heeft hem misschien verrast. Net als het mij doet, nu ik het zo confronterend zie staan in mijn schermpje. [Verstandig Isabel. Ik wil dat je je haarborstel haalt.] Ik staar naar het schermpje. Is dit zijn manier van helpen? Een opdrachtje? Daar heb ik toch helemaal geen tijd voor? Ik haal mijn borstel uit de badkamer. - [klaar.] [Wat heb je aan?] - […een jurkje] [Ik wil dat je de laptop in het midden van de tafel zet en een kwartslag draait.] Er begint zich een beeld te vormen van waar hij naartoe wil. Ik doe wat hij vraagt. [Doe je slipje uit en leg het naast de laptop. Leg de borstel aan de andere kant.] Het stukje stof is al vochtig, zijn opdracht brengt duidelijk iets in me teweeg. [Buig jezelf nu over de lange kant van de tafel naar je laptop en ga aan het werk. Minimaal een uur in deze houding, daarna mag je weer gaan zitten. Je slipje houd je uit. Om acht uur wil ik horen hoe ver je bent met de tekst.] Het staat ongemakkelijk. En de eerste minuten van mijn pose werpen mijn gedachten zinderend kriebelende fantasieën op. Het kost me veel moeite om ze te parkeren naar een plekje van waaruit ik ze op een gepaster moment weer kan oproepen. Maar het lukt en inmiddels staat er behoorlijk wat tekst op het scherm. En nog best goed ook. Ik overweeg zelfs even om te blijven staan nu het uur om is, maar mijn benen zijn zwaar geworden en verlangen naar comfortabel opgekruld onder mijn billen. Het is koud in huis, ik maak eerst mijn haard eens even aan, dat werkt comfortabeler. En schenk dan een wijntje in, dat heb ik wel verdiend. Als ik de fles witte wijn terugzet in de koelkast zie ik dat er ernstig weinig eetbaars in staat voor vanavond. Dat wordt sushi halen. Geniet ik meteen van de laatste straaltjes zon. Het is best veel geworden. Zoveel dat het in twee plastictasjes moest en de Japanse dame er bij de stokjes en sojasaus ongevraagd vanuit ging dat het voor twee personen is. Ik heb het maar zo gelaten. Zodra ik mijn sleutel in het slot draai weet ik dat er iets mis is. Ik heb het slot bij het weggaan een keertje rondgedraaid en nu schiet de deur al na een kleine wenteling van de sleutel open. Ik hoef niet lang na te denken over wat dit betekent en ben blij dat ik in ieder geval mijn slipje nog niet heb aangetrokken. Al verwacht ik niet dat dit gebaar groot genoeg is om zijn stemming te laten omslaan naar tevreden. Ik zie hem meteen. Hij leunt licht gebogen met zijn handen op de rand van de tafel waar ik een klein uur geleden nog zijn positie heb moeten aannemen. Duidelijk ontstemd. Ik snap dat. We kijken elkaar een paar minuten zwijgend aan. Hij vanaf de tafel, ik in de deuropening, de tasjes met sushi nog in mijn handen. Dan doorbreekt hij de stilte. “Pak spullen in voor het weekend. Ik neem je mee.” Ik zet de tasjes op de grond en haast me naar mijn slaapkamer om wat kleding in een tas te stoppen. “Je laptop,” wijst hij, wanneer ik me met mijn weekendtas naast hem voeg “en wat zit er in die tasjes?” “Sushi,” fluister ik zacht. “Nemen we ook mee,” besluit hij en duwt me richting deur. ............. “Nee Isabel,” zegt hij als ik het bijrijdersportier open. Hij wijst naar de achterbank. “Dat is jouw plek voor het komende uur. Met laptop.” Ik neem braaf plaats achter zijn stoel en klap mijn laptop vast open. “Iets naar rechts,” hij kijkt me aan vanuit zijn achteruitkijkspiegel, “ik wil je goed in de gaten kunnen houden.” Ik slik weg dat ik liever heb dat hij goed op de weg let. “Waar gaan we heen?” Het is een vraag zonder enige verwachting op antwoord. “Ik wil dat je je volledig concentreert op je tekst nu.” “Wat wil je dat ik met de sushi doe?” wijs ik op de plastictasjes naast me. Hij legt zijn vinger op zijn lippen en kijkt me aan vanuit zijn spiegel. Ah. Duidelijk. Mijn maag protesteert knorrend wanneer ik denk aan de gyoza’s die straks hartstikke koud en oneetbaar zijn. Het zij zo. Focus nu. Tekst. Letters, woorden, zinnen. How hard can it be. Nou behoorlijk ‘hard’, merk ik na een klein halfuur. Ondanks dat zijn Audi stabiel op de weg ligt, schommelen honderden zwarte figuurtjes - die straks een samenhangend verhaal moeten vormen, misselijkmakend tegen de witte Word-achtergrond. Dit wordt natuurlijk helemaal niets zo. Ik kijk even op en tref direct zijn blik in de spiegel. Hoe lang keek hij al naar me? Ik haal mijn schouders mokkend op om te laten merken dat het niet zo goed gaat als ik zou willen. Hij staart terug met zijn kenmerkende pokerface waarin geen enkele kleur leesbaar is. Of zie ik een glinstering? Hij richt zijn ogen weer op de weg. Ik op mijn scherm. Bah. Zijn knipperlicht geeft tikkend aan dat we afslaan. Benzinepomp. Een snelle blik op zijn dashboard zegt dat we niet stoppen om te tanken. Zijn metertje staat nog fier in het groen. Hij stuurt de auto langs het tankstation naar de parkeerplaats erachter en parkeert bijna aan het einde, tegen een groenstrook met wat picknicktafels. Hij stapt uit en opent mijn portier. "Schuif eens op.” Ik maak plaats voor hem. Hij gebaart naar mijn laptop. Ik zet ‘em voorzichtig neer op zijn knieën. Het valt me tegen hoe snel hij naar de onderkant van mijn document scrollt. Ik heb blijkbaar echt niet zoveel gedaan onderweg. Hij kijkt me streng aan, een blik die uitleg verlangt. “Ik werd een beetje misselijk van typen en rijden,” zeg ik zacht. Zijn ogen toetsen mijn woorden zorgvuldig als hij me diep aankijkt. Dan knikt hij. “Kom, uit de auto. En neem de sushi mee.” En zo zit je dan langs de A2 aan een houten picknicktafel sushi te eten. Weinig charmant. Maar de gyoza smaakt ook koud nog redelijk en het is een welkome onderbreking van het schrijven. Ik twijfel of ik er goed aan heb gedaan om hem om hulp te vragen. Zijn controlerende houding roept nu al weerstand in me op. En ik ken mezelf, dat gevoel gaat aanwakkeren en leidt onafwendbaar tot een confrontatie. Maar ik heb de hulpvraag zelf gesteld, dus moet nu ook gewoon mee in zijn plan. Zonder zeuren. Kom op. De Japanse dame had gelijk met haar aanname over het aantal stokjes: het was een schandalige hoeveelheid voor één geweest. Als ik de plastic schaaltjes opstapel en opsta om naar de afvalbak te lopen, pakt hij het stapeltje uit mijn handen. “Dat doe ik wel. Jij gaat je laptop pakken.” Ik kijk hem niet-begrijpend aan. Laptop pakken? Nu? Hier? “Welk deel van wat ik zeg is niet duidelijk, Isabel?” vraagt hij met ondertoon. Sjonge jonge. Mag ik dan geen enkele vraag stellen vandaag? Ik sla mijn ogen langzaam, bewust en gedwee neer om aan te geven dat ik zijn toon gehoord heb. Even hoop ik de harde pieptoon te horen die me normaal gesproken paniekerig aanzet om de oplader te zoeken. Zal je altijd zien. Net vandaag houdt de batterij van mijn laptop zich uitsloverig goed. En ook de zon werkt fijn mee aan mijn strafwerk, want geeft voldoende licht om nog zeker een uurtje te typen. Ik weet dat hij achter me staat. Ik hoef mijn hoofd er niet voor om te draaien. Dat was er meteen tussen ons. Dat ik hem voel, ver voorbij zijn lichaam. En ik twijfel er niet aan dat dat andersom ook zo is. Hij leest me. En dan bedoel ik niet de tekst die ik momenteel - soort van - tik. Hij leest mij. Het maakt niet uit hoe klein mijn blik is wanneer ik het ergens niet mee eens ben. Of hoe subtiel mijn lichaam mijn opwinding toont. Hij leest me. Vaak ben ik me zelf nog niet eens bewust van de wisseling in mijn stemming, en heeft hij het al geregistreerd. Ineens voel ik zijn hand in mijn nek. Lichte druk. Oeps. Mijn gedachten over onze connectie hebben er blijkbaar voor gezorgd dat mijn vingers weinig progressie laten zien. Ik kijk dankbaar omhoog en richt me dan weer op mijn tekst. Als ik mijn schouders uit een lichte kramp losdraai, zie ik dat het schemert. En ik voel ook ineens de optrekkende kou rond mijn benen. Poeh. Ik zat er echt even goed in. Met voorzichtige voldoening beweeg ik de word-pagina. Het schiet al behoorlijk op. Zijn hand aait mijn haar. “Kom,” zegt hij, “tijd voor stap 2.” Ik mag weer voorin. Het voelt als een verdiende beloning voor mijn volgzaamheid en harde werken. Een gelukzalige glimlach krult oncontroleerbaar rond mijn lippen. Man, wat heb ik veel gedaan. Waarom kan ik dat nou niet gewoon zelf? Waarom herinner ik mezelf niet vaker aan hoe dat voelt als de totale druk wegvalt. De ruimte die ontstaat als iets af is. Echt af. Goed, goed, daar ben ik nog niet. Maar lekker op weg. Ik probeer zijn ogen te vangen, maar hij kijkt voor zich uit. Hij voelt koeltjes. Trekt zelfs zijn hand weg wanneer ik die aanraak. Ik begrijp het niet. En ergens irriteert het me ook. Ik heb toch mijn best gedaan? Ik wil dat hij trots is. Me beloont met zijn aandacht en warmte. “Veel te vroeg, Isabel,” beantwoordt hij mijn onuitgesproken vraag. “Als je klaar bent en volledig achter je werk staat, dan…” hij pakt mijn kin vast en kijkt indringend “… pas dan is het tijd voor de waardering waar je zo kinderlijk om vraagt.” Iets in mij zou willen stampen. Schreeuwen misschien zelfs. Ik vind het zó oneerlijk. Die autoritaire arrogantie. Ik onderdruk het en adem even bewust diep in en uit. Uitzoomen, Isabel. Even uit dat gevoel. Het helpt. Ik snap zijn punt. Ik ben van de weg. Voor hem telt het resultaat.
|
|
|