home
spankingforum.nl
smverhalen.nl
Spanking & Sm Forum

Forum:
Welkom
SpankingForum
SM Verhalen
Spanking Verhalen
Overzicht & Uitleg

Zoek op:
verhalen om mee te beginnen   om mee te beginnen
Goud! prachtige en milde verhalen, eerste keus van de Beheerder  prachtig en mild
Verhalen met heel bijzonders volgens de Beheerder - glij over het pictogram om te weten wat    bijzonder
  spanking verhalen
verhaal pictogram
schrijversnaam
uitgebreid zoeken

Nieuw:
Afgelopen Week
Afgelopen 2 Weken
Afgelopen Maand

Handig:
Aanmelden
Log In
Log Uit
Wijzig Profiel
Site-etiquette
FAQ: veelgestelde vragen

Aanbevolen:
Erobird Boekenwinkel

sm & spanking verhalen & forum

Welkom
Forum
Verhalen
Spanking
Verhalen
  Verhalen
Zoeken
Boekwinkel
Aanmelden
Log In  Log Uit

Beoordeel dit bericht door een getal te selecteren. 1 is het slechtste en 5 is het beste.

    (Slechtste)    1    2    3    4    5     (Beste)

Begin van paginaVorig berichtVolgend berichtEind van pagina Maak een Link naar dit bericht (met rechter muisklik, kies: Snelkoppeling Kopiëren!)

Kitty
Bevlogen lid

Bericht Nummer: 0
Aangemeld: n.v.t.


Beoordeling: 
Stemmen: 5

Gepost op vrijdag 11 augustus 2006 - 02:35 pm:   


Gevoelens, ongrijpbaar en toch zo vertrouwd


Flarden zijn het die ze ziet. Soms helder, soms vaag onsamenhangend.

Ze zit op haar vaste plekje bij het raam. Haar plek, daar wil ze zitten. Niemand anders gaat daar zitten, het is haar houvast, haar vastigheid. Dit herkent ze nog, het zelfde beeld uit het raam, en als ze haar hoofd omdraait het beeld van de anderen. Ieder heeft zijn vaste plek. Dat hoort zo.
Soms is het beeld verstoord, dan klopt het niet, vooral als er bezoek is. Het maakt haar verwart, paniekerig. Het ordenen gaat dan niet meer. Het vertrouwde wordt verstoord.
Soms is ze weer kind, in haar gedachte, maar het is zo echt. Huppelend van school naar huis, vooral niet op de lijntjes stappen tussen de tegels, want dat brengt ongeluk.
Op school in de klas, twee vlechten, ze weet het nog. Die lieve juf die zo ontzettend aardig was altijd. Haar vriendinnetje Lotte waar ze al haar kindergeheimpjes mee deelde. En wat konden ze lachen altijd. Gek, dat dat beeld zo zuiver is, en latere beelden zo vaag.

Er was iets met schuld, boete, straf, soms heeft ze nog zo’n maaggevoel onbestemd maar toch prettig.
Gevoelens herinnert ze zich ook nog wel, maar ze kan ze niet altijd meer plaatsen.
Heel soms dringen zich andere zaken aan haar op.
Strengheid, duidelijkheid.
Die stem, die ogen die haar dwongen. Maar tegelijkertijd voelt ze liefde, warmte, het is niet iets naars.


Ze was getrouwd, haar man is gestorven, lang geleden alweer. Het is raar dat ze het zich niet meer echt kan herinneren, hoe het was, hoe hij was, wie hij was.
Heel soms komt er een meneer, ze kent hem nooit, dan zegt hij dat hij haar zoon is en noemt zijn naam, Robert, dan flitst er een kort moment van herkenning door haar heen, maar het is zo weer weg, hij moet het steeds herhalen.
Ze beseft het nog vaag, ze probeert het vast te houden, die momenten, maar ze ontglippen haar weer, zo snel.

Boeien, ze ziet ze voor zich, zwart leer.
Weer dat warme gevoel, het overspoelt haar.


Dan is ze weer dat kind, helder, die keer dat ze met haar vriendinnetje gespeeld had op de bouw, het mocht niet, er stond een hek omheen. Het was gevaarlijk, maar ze speelden zo graag in het zand, die hoge berg. Tot een buurman ze daar ontdekte en ze er wegplukte en naar huis bracht. Naar het huis van het vriendinnetje bracht hij hun. Ze weet nog goed hoe kwaad Lotte’s vader was. Hoe hij brieste hoe gevaarlijk het was geweest, dat zo’n berg kan gaan schuiven en ze dan bedolven zouden worden onder het zand.
Ze weet ook nog dat hij Lotte over de knie trok en haar hard op haar billen sloeg. Met stokkende adem had ze erbij gestaan, niet wetende of ze nu moest huilen of niet. Ze schrok ervan, maar ook fascineerde het haar.
Haar ouders deden dat niet, nooit. Ze weet nog hoe raar ze het had gevonden van haarzelf, dat ze toen een soort van verlangen had gevoeld. Vooral toen die vader haar troostte achteraf, en haar op haar hart drukte nooit meer zo gevaarlijk te doen, omdat hij van haar hield en haar niet kwijt wilde. Warmte had ze gevoeld, maar ook een vreemde opwinding.

Flarden, een hand in haar nek, een hand op haar billen.
Maar ze was geen kind.


Of dat boek dat ze kreeg als kind voor haar verjaardag. Afkes tiental, en de scène daarin van dat pak slaag wat een van de kinderen kreeg, hoe vaak heeft ze dat toen gelezen. Ze kon er geen genoeg van krijgen.
En de fantasieën over het hoofd van de school die strenge man. En hoe ze stiekem genoot als ze op school in de hoek moest staan. Hoe ze daar op een vreemde manier tot rust kwam. Maar een rust met een bepaalde spanning. Ze leek wel in trance.

Troost, ze zit op schoot, ze huilt, wat moet ze op schoot?
Ze is toch geen kind?


Haar ouders hadden niet veel tijd voor haar, ze werkten in de winkel. Als het vakantie was of in de vrije uren hielp ze vaak mee. Ze waren niet streng haar ouders. Straffen deden ze nooit. Het is raar, maar soms kon ze echt naar straf verlangen. En was ze jaloers op haar vriendinnetje met die liefdevolle maar strikte ouders, die elke overtreding afstrafte met een goed pak slaag. Waarom was ze niet blij dat dat bij haar niet zo ging? Het verwarde haar.

Hij kijkt haar diep in de ogen, en houdt haar bij haar kin!
“Kijk me aan!”


Een keer mocht ze mee op vakantie met haar vriendin, naar Limburg. Haar ouders gingen nooit op vakantie, ze konden niet weg bij de winkel. Ze had het geweldig gevonden. Ze stelde zich voor dat ze hun kind was en haar vriendin haar zusje.
Ze weet nog heel goed van die keer dat ze stiekem bij die boer de boomgaard in gegaan waren, over het hek geklommen. Bomen vol met kersen. En er stond zelfs een ladder. Volgegeten hadden ze zich toen. Alleen werden ze betrapt. De boer was kwaad, en vroeg waar ze vandaan kwamen, wie hun ouders waren. Toen vertelden ze dat ze van de camping kwamen, even verderop. De boer had ze gebracht, en ze hadden moeten vertellen waar hun ouders waren. Toen ze bij de caravan kwamen waar ze logeerden, heeft die boer alles verteld aan Lotte’s vader. Haar vader verzekerde de boer dat het wel goed kwam, met zo’n blik waar ze van huiverde.
Hij had Lotte aangekeken, niets gezegd, zomaar een stoel midden in de kamer gezet en haar over de knie getrokken, haar jurkje opgestroopt haar onderbroek naar beneden. Ademloos had ze toegekeken, bang, maar ook spanning had ze gevoeld, een vreemde spanning alsof ze naar een feestje ging.
Hij had Lotte geslagen, heel hard, Lotte had gehuild. Toen het klaar was, had hij haar in haar nek gepakt en de kamer doorgeduwd zo de hoek in. Haar handen op haar hoofd. Toen hij terugkwam en haar vorsend aankeek, had ze een sprongetje gevoeld in haar buik. Hij was kordaat op haar toegelopen, en had haar bij haar arm gepakt, zonder woorden had hij haar ook over de knie getrokken. Ze voelde paniek, vermengt met wat anders, een overweldigend gevoel, ze kon het niet thuisbrengen. Verwarrend. Toen had hij haar ook geslagen, op haar onderbroek, heel hard. Het deed zeer! Ze had gesparteld, gehuild. Dit was niet fijn, maar toch.
Ook haar had hij in de hoek gezet aan de andere kant van de kamer. Toen ze daar stond joegen er allerlei gevoelens door haar heen. Het leek op thuiskomen. Het had iets van eindelijk, ik ook. Haar gloeiende billen hadden haar verwonderd. Schaamte had ze gevoeld, maar ook een soort van rust, net of het zo hoorde, bij haar hoorde.

Daar is die meneer weer, hij heeft iemand bij zich. Wat aardig dat hij met haar wil praten. Oh Robert, oh ja, ze wist het weer. Ze vroeg waarom hij nooit kwam. Hij komt iedere week, zegt hij. Mooi niet. Waarom weet ze dat dan niet? Hij zegt dat die andere meneer een collega is. Collega????? Ze spit, maar kan het woord niet thuis brengen.

“Buig je hoofd, zodat ik je mijn collar om kan doen, nu ben je van mij.”

Ze vertelde aan haar ouders dat Lotte’s vader haar over de knie had gelegd. Haar vader was boos geworden en had naar hem toe willen gaan. Ze heeft echt heel veel moeite moeten doen om hem tegen te houden. Steeds zei ze dat ze het verdiend had, en het niet eerlijk was geweest als alleen Lotte een pak slaag had gekregen en zij niet.
Ze heeft keer op keer gezegd dat ze het niet erg had gevonden. Gelukkig is hij niet gegaan. Zo raar, ze hoopte dat het nog eens zou gebeuren, en ze wilde niet dat haar vader dat voor eens en voor altijd onmogelijk zou maken.
Ze gaan weer weg die meneer en die ander, ze zwaaien naar haar, ze zwaait terug. Ze kijkt door het raam ze ziet kinderen spelen, touwtje springen.
1, 2, 3, als ze af is moet zij draaien. Het touw zit aan een lantaarnpaal, Lotte draait. Ze houdt het lang vol, 45, 46. Oh af! Ze wisselen van plek, nu mag Lotte. Ze kan het langer dan zij. Lotte kan alles beter dan zij. Maar ze is niet jaloers, welnee, het is haar vriendinnetje.

“Armen omhoog!”
De paddel is hard, hij is teleurgesteld in haar, ze deed niet wat hij had gezegd, twintig klappen krijgt ze, voor straf.


“Mevrouw Van Oort, is er iets?”
De broeder spreekt haar aan. Ze doet haar armen naar beneden. Waarom had ze die omhoog? Ze weet het niet. Ze kijkt hem aan, verwart.
Soms droomt ze, heel helder, van hem, ze houdt van hem, hij leidt haar, hij stuurt haar. Ze zijn zo een, samen. Ze zit dan geknield en kijkt naar hem op, ze is overgeleverd, en dat voelt zo goed.
In de morgen kan ze het zich heel even herinneren. Dan vervagen de beelden weer. Wie is hij? Ze weet het niet. Vaag is er herkenning, vooral een gevoel, warmte, liefde. Maar ze kan het niet plaatsen.

Ze was vaak bij Lotte thuis. Het was een hecht gezin. Er kon veel, er mocht veel. Maar ook was er steeds die spanning van te ver gaan en vooral wat er dan zou gebeuren. Die ene keer vergeet ze nooit. Dat ze samen met Lotte op haar kamertje was, ze speelde schooltje, Lotte was de juf, een lieve juf. Veel te lief vond ze. Ze wilde een strenge juf.
“Toen was jij de strenge juf, ok? En als ik dan iets doe wat stout is, dan ga ik over de knie. Dat is leuk!.”
Lotte vond het wel raar, een juf slaat je toch niet? Maar het was wel een leuk spel. Ze daagde het uit, klieren, ongehoorzaam zijn.
“En nu is het genoeg! Hierkomen!”
Toen ze bij Lotte over de knie lag, voelde dat goed, spannend! Lotte sloeg haar, maar niet hard, het stelde niets voor. Ze weet nog dat het haar stoorde, waarom slaat ze nu niet gewoon? Maar Lotte vond een pak slaag gewoon naar, en wilde haar dat niet aandoen. Het was spel toch? En niet echt.
Ze snapte niet dat zij anders was, het anders voelde. Was ze dan zo anders? Was ze raar? Ze voelde zich verward, zoals zo vaak. Ze wilde dit niet meer spelen het maakte haar boos. Net alsof ze niet kreeg wat ze wilde, mocht proeven maar niet eten. Frustrerend.
Ze was moe, moe van het kijken naar buiten, moe van het leven, moe van het steeds maar proberen vast te houden wat niet lukte.

“Ik hou van je, dat weet je wel he, oh God wat houd ik van je, mijn liefje, mijn lieve onderdanige vrouw.”

Ze huilde, waarom was ze nu ineens zo verdrietig? Ze wist het niet, ze voelde zich alleen, verlaten, in de steek gelaten.
“Wat is er mevrouw van Oort? Gaat het?”
De broeder legde zijn arm om haar heen. Ze leunde, troost, wat deed dat haar goed. Wat voelde dat goed. Zo vertrouwd, zo hecht, zo… Weer kwam er een golf van tranen, het overspoelde haar. Wat voelde ze toch allemaal. Wat is er toch met haar.
“Stil maar, het komt allemaal goed, rustig maar.”
Het maakte haar rustig, zijn aandacht, zijn lieve kalmerende toon. Ze kende dit, maar wist niet waarvan. In een flits, leek hij op iemand anders, iemand die ze kende, waar ze van hield. Wie is dat toch. Toen was het weer weg. Ze snapte het niet. Wat is er toch met haar.

Ze speelde een spel Lotte en zij, ze zaten in de tuin aan de tafel, het was prachtig weer, heerlijk die zon op je huid. Ze speelde mens erger je niet.
“Degene die verliest gaat over de knie!”
Lotte had haar aangekeken of ze gek was. Rood was ze geworden van schaamte, had ze het maar niet gezegd, het is zo raar, ze was zo raar. Wat moest Lotte wel van haar denken. Ze wist niet eens wat ze er zelf van dacht.
Waarom is ze zo, waarom heeft ze dit. Ze weet dat het gek is, vreemd, anders. Ze durfde het niet uit te leggen, ze kon het niet uitleggen, ze wist het zelf niet eens. Steeds schuldiger voelde ze zich, als ze terug dacht hoe ze er eigenlijk stiekem van genoten had toen Lotte over de knie ging, en ook toen het haar overkwam. Waarom had ze dat zo spannend gevonden. Haar vriendinnetje die het naar vond, zo moest huilen. Waarom had ze geen medelijden gevoeld, schuldig.

“Je weet dat je straf hebt verdiend, over mijn knie, nu en meteen!”
Over de knie? Ze is toch geen kind?


Ze droomde weer, van hem, groot, sterk, overheersend. Ze zat op haar knieën haar ogen neergeslagen. Ze had straf verdiend. Over de knie moest ze. Gedwee liet ze zich leiden.
Hij strafte haar, hard, meedogenloos. Keer op keer voelde ze zijn harde hand op haar billen. Van alles ging er door haar heen, maar vooral de rust, het was goed, het hoorde zo. Hij streelde haar, troostte haar. Ze kroop tegen hem aan, heel dicht, heel hecht. Oh wat hield ze van hem.

Ze zat in de hoek van haar kamer, op haar knieën, handen op haar hoofd.
“Mevrouw van Oort, komt u maar.”
De broeder hielp haar overeind, moeizaam ging het.
Waarom zat ze zo? Ze wist het niet, het maakte haar boos, boos om niet te weten, boos dat ze steeds opnieuw verrast werd door haarzelf, zonder te weten waarom, hoe, wat. Ze schaamde zich, ook nu, wat was ze raar, wat deed ze gekke dingen. Waarom deed ze die nu. Haar knieën deden pijn, haar gewrichten zo stram. Schaamte, het overspoelde haar.

Die keer in het schuurtje, Lotte en zij, ze hadden lucifers, verboden, dat wisten ze wel, maar zo spannend. Ook kaarsjes, aangestoken hadden ze die, zo gezellig in die donkere schuur. Toen hoorde ze Lotte’s vader roepen, hij zocht ze. Toen hij de deur van de schuur openden werd hij rood.
“Zijn jullie nu helemaal gek geworden! Dit is levensgevaarlijk, kaarsen, vlammen, alles is hier van hout en droog, er had wel brand kunnen komen!”
Brand, ze voelde brand, op haar wangen, het gloeide, in haar maag, een brand die haar hele lijf doorstroomde. Zou het weer gebeuren? Lotte schrok, ze werd bleek, niet rood zoals zij. Bleek van angst om wat er komen zou.
Voor ze het wist had hij Lotte te pakken en in een beweging gooide hij haar over de werkbank met het gereedschap. En omlaag ging weer haar onderbroek, briesend sloeg hij haar, hard en wat lang! Lotte gilde, dat ze het nooit meer zou doen, en zij keek, met een mengeling van opwinding en schaamte. Zou zij ook…? Meteen verdrong ze die gedachte weer, het mocht niet, ze mocht niet zo denken het was verkeerd. Medelijden moest ze hebben met haar arme vriendinnetje, waarom voelde ze dat niet?
Ze was slecht, een slecht kind. En toch die opwinding, die sterker was dan al het andere. Het verlangen dat steeds vaster een plaats kreeg in haar gevoelens. Ze kon aan niets anders meer denken. Oh alsjeblieft, alsjeblieft mag ik ook????
“En jij, naar huis, en snel!”
De teleurstelling die ze voelde, ze moest er bijna van huilen. Zou ze het vragen? Nee! Dat is helemaal raar. Weer gloeide haar wangen, weer die schaamte. Ze rende weg, snel naar huis. Ze sloop naar haar kamertje niemand had haar gezien. Ze liet zich op bed vallen, en huilde al haar frustratie eruit. Ze voelde zich alleen, zo alleen, zo onbegrepen.

Geblinddoekt stond ze daar, boeien aan haar polsen haar armen omhoog vast aan de balken.
Hij sloeg haar met een zweep, hard, zacht, afwisselend.
Ze verloor zichzelf, ze deinde op golven van passie, een grote zee van eb en vloed, golven van intense gevoelens.
Zweven, alleen nog maar zweven.”


Die nacht droomde ze van hem. Heel intens, steeds duidelijker. In haar droom wist ze het. Alles! Ze voelde zich steeds meer naar hem toegetrokken, steeds meer een, met hem. Hij wenkte haar, ze liep op hem toe, hij reikte haar de hand.
“Kom maar, kom maar bij me, ik wil weer samen zijn met jou, voor altijd.”
Ze liep steeds dichter naar hem toe, vol van verlangen, vol van emotie, ze pakte zijn hand. Hij trok haar tegen zich aan.
“Dag lieverd, wat heb ik je lang moeten missen, fijn dat je er weer bent”.
Ze glimlachte, ze was weer thuis, daar waar ze hoorde, bij hem, voor altijd.

“Meneer van Oort, ik moet u iets vertellen.”
De broeder had een ernstig gezicht.
“Uw, moeder is vannacht gestorven, zomaar in haar slaap.”
Robert schrok, en tranen kwamen in zijn ogen.
“Wat plotseling, zo ineens.”
“Ja, we vermoeden een hartstilstand, u mag wel naar haar toe.”
In haar kamer aangekomen zag Robert haar liggen. Wat zag ze er vredig uit, een gelukzalige glimlach op haar gezicht. Hij pakte haar hand.
“Dag, mam, moest je er nu zomaar ineens tussenuit piepen?”
Hij huilde bittere tranen, om het verlies van zijn geliefde moeder, maar hij zag dat het goed was. De broeder legde zwijgend een hand op zijn rug, woorden waren hier niet nodig, afscheid doet pijn.
Ze zijn zo een tijdje bij haar gebleven. Robert had haar gekust heel zacht op haar voorhoofd.
“Doe de groeten aan pappa, als dat kan mam, ik hoop dat jullie weer samen zijn”.
Hij wist het niet, of dat kon, maar het troostte hem dit te zeggen. Het was goed zo, 89 is een mooie leeftijd. Maar hij had het niet verwacht, zo plotseling.

Een veld met bloemen, daar liep ze met hem, geen flarden meer, geen rare dingen.
Geluk, alleen nog maar geluk.
Helemaal haarzelf, geen schaamte meer, geen verwardheid.
Samen, tot in eeuwigheid.