Zijn Meisje
Nieuw lid
Bericht Nummer: 3 Aangemeld: 04-2003
Beoordeling: Stemmen: 7 | Gepost op woensdag 25 juni 2003 - 09:58 pm: | |
Worstelend op zijn schoot Ik ben van hem. Helemaal. Toen hij in mijn leven kwam wist ik niet dat ik daarnaar verlangde. Van iemand te zijn. Me volledig over te geven. Ik was op zoek. Maar ik wist niet waarnaar. Ik voelde me kwetsbaar. Wilde me geven. Maar hoe of wat, dat wist ik niet. Niet dat ik geen pogingen had ondernomen. Vele zelfs. Ik wilde me aan hen onderwerpen. Ze wilden mij overheersen. Maar er was geen bezieling. Tot hij in mijn leven schoof. Hij was zichzelf. We praten. Of was hij het die vertelde? Toch wist hij haarfijn wat er aan schortte. Hij voelde mijn kwetsbaarheid. Toen nam hij mijn hand. En nam mij mee. Woorden waren overbodig. Hij bleef. Hij weet feilloos wat ik nodig heb. Vaak nog voordat ik het zelf besef. Toen, en ook nu nog. Zo ook dit verhaal: “worstelend op mijn schoot”. Dat ben ik. Want een verhaal is het niet. Hij beschrijft slechts wat er gebeurd. Met mij. Met hem. En dat is heerlijk om te lezen. Natuurlijk weet ik dat het zo is. Maar dat hij de moeite neemt om het op te schrijven. Aan de wereld te verkondigen: zo is zij, Mijn Meisje. Want zo ben ik: Zijn Meisje. Daaraan hoeft hij niets meer toe te voegen. Niets meer te doen of laten. Bij hem te zijn is voldoende. Meer kan ik niet van hem zijn dan nu. Toch is er steeds weer meer. Is het steeds weer sterker, dat gevoel van Hem te zijn. Vollediger. Ook al kan dat dus niet. Want ik ben al van hem. Helemaal. Maar ik wil dat blijven voelen. Wil me er in onderdompelen. Ik heb dat nodig, zijn straf, zijn bevestiging. Toch zal ik er nooit om vragen. Zelfs niet uitdagen. Natuurlijk ben ik blij als hij reden heeft om me te straffen. Want dat maakt het gemakkelijker voor hem. Toch wil ik niet dat hij een echte aanleiding heeft. Ik wil zo graag volmaakt zijn, volmaakt van hem. Als ik echt gestraft moet worden, is dat vreselijk. Ik moet dat voor mezelf voorkomen. Ook al kost het hèm geen moeite, ook al weet ìk dat het goed voor me is. Ja, weten dat ik echt gefaald heb, dat ik echt die straf nodig heb om weer van mezelf te mogen houden, dat gaat diep. Maar ook in kleinere dingen wil ik niet zijn geboden trotseren. Alleen met één ding heb ik geen moeite: klaarkomen zonder toestemming. Als ik in mijn vorige huis ben, mag ik hem niet meer bellen ’s avonds laat. Mijn lichaam smeekt er dan om om bevrijd te worden. Dan zondig ik en ga ik tegen zijn wil in. Oh, ik probeer het tegen te gaan. Ik wil het voelen, zijn wil. Om er keer op keer toch weer aan toe te geven. Meerdere keren. Wetend dat de straf dan op mij wacht. Wetend dat ik het zal vertellen. Wetend dat hij de woorden glimlachend zal aanhoren. Ik weet nooit hoe ik gestraft zal worden. Zal het alleen maar straf zijn? Zal ik ‘s ochtends in mijn strafkleding voor hem moeten verschijnen? Zal hij me onbarmhartig over de knie nemen? Zonder inleiding me hard slaan? Met mijn haarborstel als zijn handen het alleen niet meer af kunnen? Wat maar al te vaak zo is, de laatste tijd. Zelfs dan weet ik niet of het genoeg is. Een enkele keer oordeelt hij dat ik al te onbesuisd ben geweest. En moet ik weer in de wacht gaan staan, wachtend op nog meer slaag. Maar ik weet dat hij me graag zo ziet, mijn rokje omhoog geschoven, mijn billen rood. Tegen de muur. De rest is niet van belang. Want ik ben gestraft. Overduidelijk. Zo voel ik me dan ook: gestraft. Ik voel geen mededogen van hem. Ook geen kwaadheid. Wel een felheid. Zodat ik weet dat ik echt gestraft ga worden, gestraft omdat ik heb gefaald. Dat is anders als ik over zijn schoot wordt gelegd. Op de bank, mijn gezicht in het kussen, mijn benen gestrekt. Bijna nooit weet ik dat van te voren. Als hij mijn straf heeft aangekondigd, verwacht ik niet dat het zo zal zijn. Hopen misschien. Want eerder zal hij me dan vastleggen. Op de tafel, of sinds kort: over het krukje. Zodat ik geen keus heb anders dan zijn straf te aanvaarden. Niet dat hij het hoeft aan te kondigen. Mijn straf. Hij straft wanneer hij wil. Dat is zijn recht. Hij straft wanneer ik het nodig heb. Hij weet dat. Beter dan ik zelf. Oh ja. Ik zit op de bank. Het is ochtend. Hij heeft me geboeid en geeft me te eten. Ik lig tegen hem aan gevleid. Ik geef me aan hem over. Dan worden zijn handelingen zeker. Hij streelt me. Maar anders nu. Alles is welbewust. Dan weet ik het: hij gaat me straffen. Toch wacht ik niet daarop. Het maakt niet uit welk tijdstip hij kiest. Het maakt niet uit hoe hij me straft. Hoe hard hij me straft. Waarmee hij me straft. Ik voel me van hem. Als hij me dan omdraait en over zich heen legt, over zijn schoot, mijn handen nog steeds aan mijn hals gebonden, dan voel ik geen angst, geen opluchting. Het is zo ver. Hij beslist, hij neemt. Ik geef. Me over. Het is zoals hij het beschrijft. Alles. Ik ben van hem zo op zijn schoot.
voor Hij Van wie Zij Is
| |